Juni 2021

Na de winterslaap

Een lange winterslaap was het waarin het muziekleven verzeild was geraakt met de corona-pandemie. Anderhalf jaar verstoken zijn van concerten en anderhalf jaar met je ziel onder je arm lopen – dat valt niet mee. Lees er het interview met Ed Spanjaard op na in de Trouw-editie van 19 juni. Je wordt er niet vrolijk van. En dan nog het gedeelde verleden van deze dirigent met dat van het ‘ondier Halbe Zijlstra’ die zo genadeloos had afgerekend met zijn Nieuw Ensemble en de rest van onze muziekcultuur.

Maar nu staan de sluizen weer wagenwijd open. Je zou er haast keuzestress van krijgen met al die muziekfestivals die op stapel staan.

En toch gingen mijn eerste stappen in de kunstenwereld deze maand een heel andere kant op dan die van de muziek. Ze gingen richting Bonnenfanten museum. Daar exposeert tot begin oktober Berlinde De Bruyckere. Haar krachtige beelden – veelal gemaakt van was, dekens, hout, paardenhuid, metaal en epoxy – laten de kijker behoorlijk in het ongewisse. Zijn ze een uiting van verval of juist van opstanding? Wellicht moet De Bruyckere daar zelf ons het antwoord op schuldig blijven. En een doelgroep heeft ze ook al niet. Omdat haar beelden aan hun intrinsieke kracht hun betekenis ontlenen. Cross-over: niet nodig en evenmin een ondersteunend achtergrondmuziekje.

Menig muziekfestival denkt zich deze vorm van zuiverheid niet meer te mogen permitteren.

Zo kwam het Bachfestival Dordrecht deze maand op de proppen met ‘eclectische premières’, een B’Rock ensemble en trance-DJ’s nadat het Holland Festival groots had ingezet op werk van de techno-pop- en filmuziek-componist Ryuichi Sakamoto. Vooral uitnodigend bedoeld waren de online-Holland Festival-colleges van componist-dirigent Micha Hamel. Jarenlang heeft hij met een team veldwerk verricht op het terrein van luisterhoudingen, zowel mentaal als fysionomisch met als doel nieuw publiek te genereren voor klassieke muziek. Zijn project De luistermutant is daarvan een klinkend resultaat.

Eerlijk gezegd ben ik niet zo geïnteresseerd in ludiek laboratoriumwerk maar verlang ik steeds meer naar originele en oprechte kunst. Kunst zonder filosofische pretenties zoals die beelden van De Bruyckere en … misschien ook wel die rigoureus weggedrukte muziek van Hans Henkemans. Van hem klonk op een onverwacht moment op een onverwachte zender (radio 1) héél kort – ongevaarlijk dus – een verbluffend mooi fragment uit een laat pianoconcert. We hebben het misschien toch in huis: autonome muziek ook al is Nederland vooral een risicoloos land met winstoogmerk. Winstoogmerk met bijbehorende doelgroepen en doelgroepen die het kritisch luisteren zijn verleerd. Uiteindelijk zit daar de bottleneck bij de queeste van Hamel en de pijn van Spanjaard.



Ik ben benieuwd naar uw reactie!


Mei 2021

0,0001

Al meer dan een jaar wachten we erop: voor publiek toegankelijke concerten met musici van vlees en bloed en de sensatie van het eenmalige. Na de zomer zullen speler en luisteraar elkaar weer weten te vinden. De hoogste tijd. Ondertussen wordt er heel wat afgestreamd om de liefhebber bij de les te houden. Een doekje voor het bloeden.

Maar onze minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport ziet dat anders en is van mening dat je ook met een dvd’tje artistiek aan je gerief kunt komen.

De directe luisterervaring in een concertzaal is hem kennelijk niet bekend; des te meer de wereld van Netflix en Spotify. En daarin leeft hij niet alleen. Het gemak dient immers de mens en bovendien is het allemaal spotify-goedkoop. Je betaalt een klein bedrag per maand en een cd of dvd hoef je nooit meer aan te schaffen.

Maar laten we de medaille eens omkeren. Dan zien we allereerst dat er geen afzetmarkt meer is voor cd’s die daardoor nauwelijks nog worden geproduceerd. Het resultaat is een verschraling van het aanbod. Ook op Spotify. En er staat nog meer op het spel: de broodwinning van de auteur. Die is namelijk tot ver voorbij de limiet van een fooi aangeland bij de zo gekoesterde streaming-diensten.

Hier een paar ontluisterende getallen: 50.000 streams per jaar in Nederland leveren de auteur om en nabij een vergoeding van €,5— op. Bent u dus van plan een werk van mij on-line te beluisteren, dan wordt er op mijn bankrekening €0,0001 bijgeschreven. Een nano-vergoeding voor wie geen ‘beat to repeat’ produceert maar een pianokwintet of hoorntrio ‘voor de lange adem’ componeert.

Uitbetaald wordt pas bij een substantieel bedrag. Daarvoor zorgt Buma-Stemra.

Het is deze organisatie die dit soort vergoeding namens mij contractueel heeft uit onderhandeld nadat ik daar lang geleden – nog ver voordat YouTube en Spotify bestonden – kennelijk toestemming voor heb verleend.

Gaan we na de pandemie ook klassieke muziek weer volop binnenhalen voor een dubbeltje op de tweede rij of kiezen we voor beleving op de eerste rang, de rang van de sacrale plaats in de concertzaal? En wie sleept dan onze demissionaire minister Hugo de Jonge een keer mee?

Ik zal in ieder geval mijn contract bij mijn belangenbehartiger openbreken zodra dit kan.



Ik ben benieuwd naar uw reactie!


April 2021

Für Elise 11

‘Leeft ie nog?’ wilde een bedrijf weten na een verzoek tot sponsoring van mijn eerste CD. Mocht ik dood zijn, dan wilde men wel wat geld vrij maken. Kennelijk kan een beetje tragiek geen kwaad en mag een kunstenaar pas oogsten na zijn dood. Dat hebben we van Van Gogh en Schubert geleerd. Maar een grote meerderheid is het beter vergaan. Die heeft geoogst tijdens het leven. Zoals het hoort. Toch heeft dit argument van dood zijn wel iets dat valide is.

Een kunstenaar die er niet meer is, kan ook niet meer netwerken. Wat overblijft is het kunstwerk zelf en een paar mythes rond de schepper zelf of het ontstaan van zijn werk.

De omgevallen boekenkast die Alkan fataal werd, de gifbeker die Tsjaikovski aangereikt kreeg van de tsaar, het requiem van Mozart en de anonieme opdrachtgever, de cello met drie snaren en de première van Messiaens Quatuor pour la fin du temps’ en de kroning van een keizer en de verscheurde titelpagina van Beethovens derde symfonie.

Het zijn anekdotes die grote toonkunstenaars kunnen missen en Beethoven is een van hen. Zijn Eroica maakte furore ook zonder de Napoleon-kwestie. De kracht van dit opus zit in het werk zelf en wat we daar kunnen beluisteren zijn niet de heldendaden van een Corsicaans militair maar van een grenzen verleggend musicus uit Bonn.

Verlost van Haydn, Mozart of wie dan ook vond hij in deze symfonie zijn eigen heroïsche taal met bijpassende toonsoort van Es groot. Die taal explodeert voor mij uiteindelijk bijna twintig jaar later in zijn Missa Solemnis. Om precies te zijn: in het centrale deel daarvan, het omvangrijke Credo, vol uitersten vanaf de eerste noten. Die beginnen in de laagte bij de bassen en klimmen binnen een halve minuut naar een hoge bes bij de sopranen die vervolgens een kwartier lang in het vizier blijft. Tussendoor strooit de componist met van alles en nog wat: zijn onvermijdelijke fugato-aanzetten, een verrassend pianissimo midden in ‘Descendit de coelis’, een abrupt Adagio bij ‘Et incarnatus est’ en een genadeloos traag hamerend ‘Crucifixus’. Elke frase in dit Credo kent zijn eigen karakter, zijn eigen tempo. En dan is er die afsluiting met dat heel zachte Amen van een capitulerend koor dat de luisteraar in verwarring achterlaat. Het Sanctus en Agnus Dei die dan nog volgen, zijn voor de diehards.

Beethoven heeft zich dan niet alleen voor mij al onsterfelijk gemaakt. En dat blijft zo. Ook zonder commerciële poespas.



Ik ben benieuwd naar uw reactie!


Maart 2021

Für Elise 10

Eigenlijk is het Beethovenjaar passé. Vier Duitse gremia, opgegaan in een stichting met de originele naam BTHVN 2020 wilden dat herdenkingsjaar nog wel wat verlengen. Graag tot september van dit jaar. Vooral de stad Bonn, waar Beethoven in 1770 het levenslicht zag, is er alles aan gelegen zich daarmee na het verlies van de Bondsdag in 1999 weer internationaal op de kaart zetten. Het zat ook allemaal niet mee in het echte Beethovenjaar.

Geen boottocht van Bonn naar Wenen als startschot, geen festivals en geen concoursen voor de internationale bühne. Een greep uit wat overbleef: een overdosis gestreamde muziek, een Beethoven-Wanderweg voor de lokale natuurliefhebber en de uitreiking van de Internationale Beethovenprijs 2020. Die ging naar…

Patti Smith. Patti Smith? Naar verluidt: een popzangeres die zich heeft laten inspireren door Beethoven. Dat kan nooit kwaad. Omdat deze Amerikaanse zangeres voor mij een onbekende grootheid was, heb ik mijn horizon met het nodige uitstelgedrag maar weer eens verbreed met hulp van YouTube. Het spijt me maar raakvlakken met Beethoven kan ik niet bespeuren. Op geen enkel terrein. Of is het misschien die intro met een paar pianonoten van haar bekendste hit die ons de weg naar de klassieke muziek en Beethoven in het bijzonder moet wijzen? Beethoven heeft immers ook voor piano gecomponeerd. Een erg mager argument.

Wat kan toch de noodzaak zijn geweest voor het jurybesluit? Behoefte aan bredere ‘exposure’, de zoveelste ijdele hoop via de popmuziek een nieuwe en vooral grotere doelgroep aan te boren? Beethoven is daar al eerder voor misbruikt: in Groningen waar jaren geleden een rapper het zijne mocht toevoegen aan Beethovens Vijfde. En hij kwam er ruiterlijk voor uit: de muziek van Beethoven zei hem niets.

Patti Smith gun ik best een onderscheiding – een Mick Jagger- of Janis Joplin-award mocht die bestaan - maar voor een Beethovenprijs heb ik wel andere suggesties.

Jan Caeyers met zijn prachtige Beethoven biografie, Rudolf Buchbinder met zijn opdracht voor een nieuwe reeks Diabelli-variaties, waaraan componisten als Widmann en Tan Dun hun bijdrage hebben geleverd. François Xavier Roth met zijn markante registratie van Beethovens Vijfde zou voor mij ook mogen. Nog eigenzinniger: de Compagnia di Punto met bewerkingen van enkele Beethoven symfonieën voor het onmogelijk aantal van slechts tien musici. En er viel nog heel wat meer te kiezen en te prijzen. Kennelijk niet voor de jury van BTHVN 2020. Ach prijzen; laten we ze vooral met een korrel zout nemen.



Ik ben benieuwd naar uw reactie!


Februari 2021

Für Elise 9

"Kun je me de titel en de naam de componist van dat eerste stukje dat je liet horen, voor mij op een briefje schrijven? Misschien dat mijn vrouw daar wat rustiger van wordt". Het was na een lezing voor een service-club dat een psycholoog op leeftijd mij met deze woorden zacht smekend aansprak.

Hij was niet de eerste en zal ook niet de laatste zijn die zich door de muziek van Josquin des Prez laat overweldigen. Dit jaar is hij precies vijf eeuwen geleden overleden.

Josquin – alleen al zijn voornaam was in zijn tijd een begrip - geldt als een van de belangrijkste polyfonisten uit de Renaissance. Noem hem gerust een componist van het formaat Beethoven. Of misschien nog beter: van het formaat Monteverdi en Bach. Met die laatste twee deelde hij namelijk het een en ander. Zo is Monteverdi’s aandacht voor de verstaanbaarheid van de tekst al bij Josquin te vinden en was Bach met zijn passie voor getallensymboliek een heuse navolger van des Prez.

Over zijn leven is maar weinig bekend. Mogelijk heeft zijn tijdgenoot Da Vinci een portret van hem gemaakt, mogelijk ook heeft hij Karel V met een bundel chansons een mooi bedrag afhandig gemaakt als een van de eerste zelfbewuste zzp-musici. Giswerk te over. Des te meer kennis is er over zijn muziek. Die verscheen al heel snel in druk en is samen met de nodige handschriften goed bewaard gebleven.

Missen, motetten en chansons. Steeds is er diezelfde gewaarwording van een vrij zwevende, doorzichtige meerstemmige schrijfstijl. Het is de muziek waar maatstrepen nog niet bestaan en waarin tijd en ruimte oplossen in subtiel zwevende oneindigheid. Paarsgewijs imiteren de stemmen elkaar, buitelen ze over elkaar heen in glooiende lijnen. En natuurlijk ligt daaraan een strenge compositorische discipline ten grondslag met fragmenten uit een lied of mis als dragend skelet in een trage tenorstem. Je kunt het met lekenoren ervaren zonder er weet van te hebben. Voor wie benieuwd is naar het rustgevend muziekfragment uit mijn lezing: het betrof de derde inzet van het Agnus Dei uit Josquins Missa L'homme armé sexti toni. We horen dan een dubbelcanon -twee verschillende Vader Jacobjes tegelijk - van twee sopranen en twee alten boven op twee sonore mannenstemmen. Rustgevende mannenstemmen. Of zijn vrouw er baat bij heeft gehad, is mij nooit ter ore gekomen.



Ik ben benieuwd naar uw reactie!


Januari 2021

Für Elise 8

Spelen met maatsoorten. Welke componist heeft zich er niet mee ingelaten! Beethoven deed dat in ieder geval heel graag met het plaatsen van ‘valse’ accenten op lichte tellen van een maat. Soms stuurde hij de luisteraar het bos in door voor even van maatsoort te veranderen (allegro-thema Egmont Ouverture) en héél af en toe raakte ook hijzelf de weg kwijt (scherzo-finale opus 18 nummer 6, korte fuga uit de Diabelli-variaties).

Dat manipuleren van maatsoorten heeft een Britse componist in onze tijd op een hoger plan getild. Hij wordt dit jaar vijftig. En er zijn meer redenen om in 2021 het vizier niet opnieuw op Beethoven richten maar op deze eigentijdse componist. Wie ik hier bedoel?

Thomas Adès. Net als Beethoven is hij naast een markant componist ook een voortreffelijk pianist. Beluister maar eens zijn frisse aanpak van Schuberts Forellenkwintet die hij jaren geleden samen met leden van het Belcea kwartet en de contrabassist Corin Long heeft opgenomen of verbaas je over zijn spel samen met Kirill Gerstein in zijn grillig Lisztiaanse Concert parafrase voor twee piano’s uit 2015.

Ze bestaan nog wel degelijk: toondichters die geschoold zijn als instrumentalist en vanuit die praktijk met hun vingers en oren de muziekliteratuur hebben doorwoeld en verkend. Het zijn de hoeders van de traditie. Maar laat ik het hier toch vooral over de componist Adès hebben en zijn geraffineerd spel met nieuwe metrische waarden: een 3/5 maat of een 1/6 maat, afgewisseld met of gelijktijdig met een ‘ordinaire’ vierkwartsmaat. Is dit Abacadabra? Wees gerust. Zelfs de vakmusicus kan zich bij zoveel vernuft nauwelijks iets voorstellen.

Net als Beethoven brengt ook Adès de luisteraar daarmee in verwarring. Het is een wonderlijk soort van verwarring die ongekende fluïditeit genereert, ons luisteren prikkelt en alert maakt en ons het wezen van kunst toont: ontregelen en verbazen.

En dan is er nog een derde parallel met Beethoven: ook Ades mogen we een heus symfonicus noemen. Het Concertgebouw Orkest volgt hem al jaren. Vorig jaar stond daar op 20 maart zijn pianoconcert op het programma. Helaas op een datum dat de concertzalen net hun deuren hadden moeten sluiten vanwege het Corona-virus. De kaartjes die ik daarvoor had aangeschaft, hoop ik snel te kunnen valideren: voor datzelfde programma met datzelfde pianoconcert.



Ik ben benieuwd naar uw reactie!


December 2020

Für Elise 7

Beethoven heeft Mozart mogelijk maar één keer ontmoet. Toen hij in 1792 voor een tweede keer naar Wenen ging om zich er blijvend te vestigen, was zijn grote voorbeeld al overleden. Indirect hebben ze des te meer contacten met elkaar gedeeld: via vakgenoten, uitvoerders, ondersteuners, aanbidders en… een Nederlands diplomaat, schutspatroon van alle musicologen.

Van de theater-entrepreneur Schikaneder weten we dat hij niet alleen Mozart met zijn Zauberflöte maar ook Beethoven achter de vodden heeft gezeten met een libretto. Over prins Karl von Lichnowski valt met betrekking tot beide componisten ook het een en ander te melden. Zo heeft hij eerst met Mozart en zeven jaar later met Beethoven een haast identieke reis vanuit Wenen richting Praag gemaakt. Verschil moet er zijn: voor Mozart was deze Von Lichnowski uiteindelijk een genadeloos schuldeiser, voor Beethoven van meet af aan een ruimhartig mecenas.

Niet vergeten in dit kort overzicht van wederzijdse kennissen: Antonio Salieri. Voor Mozart een concurrent maar voor Beethoven een eerbiedwaardige mentor zoals hij dat ook was voor Hummel, Schubert en tal van andere componisten. De invloed van Salieri was toen groot. Met een beetje fantasie zou je zijn school van rond 1800 in Wenen kunnen vergelijken met die van Andriessen 200 jaar later in Den Haag: nuttig voor oud-pupillen bij carrièreplanning (behalve dan voor Schubert).

Over Den Haag en Nederland gesproken: ook een landgenoot van ons hoort in dit select gezelschap van Mozart- en Beethoven-vertrouwelingen thuis: Godfried van Swieten. Hij heeft zelfs belangrijke invloed gehad op het scheppingsproces van hun werk. Deze in Leiden geboren diplomaat was een hartstochtelijk muziekliefhebber en componeerde er in zijn vrije tijd lustig op los met komische opera’s en een tiental symfonietjes. Wekelijks organiseerde hij bijeenkomsten waar Mozart én Beethoven als regelmatige gasten werden bijgepraat over de muziek van Bach en Händel. Muziek waarvan men toen nauwelijks weet had. De impact van deze bijeenkomsten valt niet te onderschatten. Ik durf zelfs te beweren dat we aan deze Van Swieten Mozarts overrompelende Jupiter-finale te danken hebben evenals dat Bach-achtig geslaagd stukje fuga dat Beethoven afleverde met zijn 24ste Diabelli-variatie.

Hoe zou dat nu uitpakken: jonge, ambitieuze componisten confronteren met hun vergeten verleden? En zou dat nog wel kunnen: een amateurmusicus met maatschappelijk aanzien die de vakman bijpraat over muziek? Onwaarschijnlijk. Uitgesloten.



Ik ben benieuwd naar uw reactie!


November 2020

Für Elise 6

Onze analyselessen tijdens mijn conservatoriumstudie begin jaren zeventig beperkten zich voornamelijk tot twee domeinen: dat van de fuga’s van Bach en dat van de sonates van de Weense Klassieken. Bij deze ‘Eerste Weense school’ draaide alles om drie namen: Haydn, Mozart en Beethoven. Routinematig werden hun stukken op de snijtafel van de theorie achter een piano doorgeploegd door onze docent. Voor eeuwig verpest. Bovendien: wat al te veel afweek van de sonatevorm-mal, kwam niet aan bod. De late Beethoven bleef ons daarmee ‘bespaard’. Gaandeweg werd me duidelijk waarom.

Niet Haydn maar de behoudende Salieri was Beethovens belangrijkste mentor geweest. Dat mag ons nog steeds verbazen. Maar misschien was het juist deze Salieri die Beethoven nodig had om een eigen weg te bewandelen gevrijwaard van sjablones, een weg van strijd en bevrijding zonder hinderlijke inmenging. Aan het einde van deze strijd trakteert Beethoven ons op een imposant slotoffensief: zijn late strijkkwartetten, zijn uit alle voegen barstende Missa Solemnis en zijn late pianowerken. Daaronder niet alleen zijn vaak gememoreerde Hammerklavier opus 106 maar voor mij ook en vooral zijn ongrijpbare opus 109. Zoek er maar de logica in.

Het eerste deel van deze dertigste sonate heeft meer weg van een improvisatie met een al heel snel opduikend arpeggio als spelbreker van een openingsthema. In één ruk van vivace naar adagio. En waar je dan als tweede deel een rustig andante verwacht, komt Beethoven met een furieus prestissimo op de proppen. Dat overgeslagen andante komt er alsnog, zij het als opening van de finale. Een afsluiting zoals er nog geen bestond: met een reeks van zes variaties met aan het einde een opzettende storm rondom eenlange triller van 23 maten die tot bedaren komt met de herhaling van de opening. Een onnavolgbaar wonder van eenvoud en berusting dat je bij de kladden grijpt.

De verklanking van al deze weerbarstigheid, daar wist een zeer begaafd studiegenoot van mij, nu 45 jaar geleden, als geen ander raad mee. Voor hem was Beethoven geen late adept van het classicisme maar een vroege heraut van het expressionisme, ongeschikt voor modelanalyse.



Ik ben benieuwd naar uw reactie!


Oktober 2020

Für Elise 5

Beethoven was een vechtjas, een ijzervreter. Niet alleen in zijn muziek. Zijn schoonzussen kunnen erover meepraten. Dat hij zich zou laten inspireren door een veldslag, is dan ook niet echt verbazingwekkend te noemen.

Nog in hetzelfde jaar 1813 waarin de slag bij het Baskische Vitoria-Gasteiz plaats vond, voltooide Beethoven het spektakelstuk Wellingtons Sieg. En de première was er ook al snel aan het einde van datzelfde jaar in Wenen.

We slaan er de goed gedocumenteerde Beethovenbiografie van Jan Caeyers op na en weten waarom: Beethoven wilde Wenen niet langer verruilen voor Parijs maar had nu Londen in het vizier en had daarvoor dit werk als visitekaartje in gedachten.

Het werd zijn internationale doorbraak als componist maar Wenen zou hij trouw blijven. Was Wellingtons Sieg daarmee een meesterwerk? Nee, Wellingtons Sieg was vooral een spektakelstuk en daarvan moet Beethoven zelf zich maar al te zeer bewust zijn geweest.

Succesnummers zijn maar zelden meesterwerken. Vraag het aan Ravel met zijn Bolero, aan Saint Saens met zijn Carnaval des Animaux, aan Bernstein met zijn West Side Story of aan Lutosławski met zijn Paganini-variaties. Allemaal krakers waar de genoemde componisten zo min als mogelijk aan herinnerd wilden worden.

Snel succes voelt gewoon ongemakkelijk. Beethoven wilde met zijn battaglia bewust bij de Engelse snob in de smaak vallen en daarbij kwam hem kanonnengebulder, trompetgeschal en Rule Britannia goed van pas.

Gaandeweg verloor Wellingtons Sieg zijn glans, zij het op een paar maten na: daar waar het genie zich alsnog voornam het gevecht met zijn vakmanschap aan te gaan. Ik doel hier op de polyfoon aangepakte opening van de finale. Zonder deze maten had Beethoven zichzelf te kort gedaan. Of het publiek van toen dat heeft onderkend, waag ik te betwijfelen. Eerder denk ik dat er op dat moment wenkbrauwen zijn gefronst en het flirten en netwerken voor even de vrije loop heeft gekregen.

Het geniale laat zich nu eenmaal niet gemakkelijk doorslikken.



Ik ben benieuwd naar uw reactie!


September 2020

Für Elise 4

‘Dat componeren, hoeveel verdient dat?’ wilde een burgervader van mijn stad wel eens van me weten. Ik wond daar geen doekjes om. Uitzonderingen daargelaten, kun je er een korte vakantie dicht bij huis van bekostigen. Een toonkunstenaar een armoedzaaier, een loser? Einde gesprek.

Beethoven had het beter voor elkaar. De notabelen die hij om zich heen wist, steunden hem door dik en dun. Ze waren er in soorten en maten: van extravagante Russsiche prins tot achtenswaardige Habsburgse keizerszoon. En natuurlijk muzikaal geschoold. De een speelde voortreffelijk cello, de ander piano. ‘Noblesse oblige’.

Amsterdam is nooit Wenen geweest. Amsterdam was handel aangestuurd door regenten. Met beeldende kunst kan gehandeld worden met partituren niet.

Mecenassen zijn hier dan ook altijd dun gezaaid geweest. De overheid en de politiek zou dat moeten compenseren maar doet dat de laatste decennia steeds minder. Muziekscholen worden gewoon te grabbel gegooid aan marktwerking en orkesten worden al decennia lang financieel in de mangel genomen. De zwartepiet daarvoor kreeg in Brabant onlangs de SP in de persoon van voormalig cultuurgedeputeerde Henri Swinkels. Ook ik had me daaraan bezondigd in een vorige column en Swinkels c.s. uitgedaagd tot een dialoog. Die kwam er. Het werd een ontwapenend gesprek met een geruststellend slotakkoord. Ja, de nieuwe lichting SP-ers heeft weinig kaas gegeten van kunst, laat staan klassieke muziek maar meneer Swinkels heeft in zijn periode als gedeputeerde voor cultuur gered wat er te redden viel en zal dat blijven doen. Daarop kan ook de Philharmonie zuidnederland rekenen. Marktwerking is hem en zijn partij vreemd. Die moeten we toch echt ergens anders zoeken: ‘Dat componeren, hoeveel verdient dat’?



Ik ben benieuwd naar uw reactie!


Augustus 2020

Für Elise 3

Een van de meest comfortabele fietsroutes in Duitsland bevindt zich in het Altmühltal in Beieren. Je kunt er met een echte Pappenheimer over zijn kwalijke geuren praten maar je kunt ook volkomen onverwacht in Treuchtlingen terecht komen waar zich nog sporen bevinden van wat we Bildung noemen.

Wanneer je dit knusse, knikkebollende plaatsje verlaat richting Eichstätt, vind je recht tegenover het opdringerige geelblauwrood van Lidl haast verborgen een oprijlaan naar wat eens een pleisterplaats met aanzien was: hotel Stadtpark.

Voor weinig geld kun je hier goed slapen en ontbijten maar vooral veel vinden van wat ik in mijn leven nog zou willen lezen. Vier prachtige banden met de gedichten van Arno Holz, Huntingtons ‘Clash of Civilisations’, de Harenberg Musikführer, een niet meer te bemachtigen biografie van Orlando di Lasso. Waar te beginnen en waarom de nacht met slapen te verdoen? En dan staat daar ook nog een Bechstein vleugel. Ik mis de geur van pijptabak.

Laat in de avond meldt zich een echtpaar uit Münster. Zij musicologe, hij een Nederlandse tenor op leeftijd, jaren lang verbonden aan de opera. Zijn stem galmt door de ruimte. Een frase uit de Winterreise. Ook al ben je met pensioen, de drang om te musiceren stopt pas bij het graf. Hier hadden hij en ik in de geest van het corona-tijdperk, Schubert intiem ten gehore willen brengen. Voor ons eigen genoegen. Maar de vleugel zat op slot. Al tien jaar lang. Wordt ook niet meer gestemd. De eigenaar van het hotel speelt nu sporadisch op een keyboard.

De volgende ochtend ontdek ik bij de ingang van de ontbijtzaal een pentekening uit het begin van de 19e eeuw: afgebeeld zijn de Huit Pianistes célèbres de la gazette musicale met Liszt, Chopin, Kalkbrenner en een vijftal vergeten klavierleeuwen. Binnen zitten acht uitgelaten Polen aan het ontbijt en er klinkt zachte popmuziek uit de jaren 60. Dan schieten mij de afscheidswoorden van de charmante tenor van de vorige avond te binnen: ‘ het goede gaat nooit verloren. Er komt vast een geweldige renaissance’.



Ik ben benieuwd naar uw reactie!


Juli 2020

Für Elise 2

Een bevredigend antwoord heb ik van Bart van Loo nooit gekregen op mijn vraag waarom er in zijn boek De Bourgondiërs zo opvallend weinig aandacht is besteed aan de muziek en zo veel meer aan de schilderkunst uit die bijzondere tijd van het Bourgondisch rijk. De Vlaamse primitieven met Van der Weyden, Memling, Van Eyck en Van der Goes mochten er zijn maar wat te zeggen van de Vlaamse polyfonisten uit dezelfde periode!

Zij domineerden voor meer dan een eeuw de muziekcultuur in heel West Europa en de wieg van deze muziekgoden stond in een gebied dat zich uitstrekte van Rijssel – het huidige Lille – tot aan Bergen op Zoom en Den Bosch toe. Ja, Noord-Brabant hoorde daar ook bij.

Obrecht klonk in het westen van Noord-Brabant en Pierre de la Rue was te zien en te horen in de Sint Jan. Dat was toen.

Of het katholicisme daar een grote rol bij heeft gespeeld, is voor mij geen vraag. Terwijl de calvinisten het musiceren in de zeventiende eeuw als vrijetijdsbesteding op amateurniveau wilden zien – Christiaan Huygens liet over de artistieke bloedarmoede die dat met zich mee bracht geen misverstand bestaan– heeft het Roomse leven de muziek altijd volmondig en innig omarmd. Met Gregoriaanse scholing en een stevige blazerstraditie. Brabant en Limburg keken daarbij meer naar Aken, Luik of Brussel dan naar Dordrecht of Den Haag. Dat Poulenc graag Maastricht aandeed en Lutosławski en Penderecki dankbaar ingingen op uitnodigingen vanuit Den Bosch, is van recentere datum. Het is ook de tijd van twee florerende symfonie-orkesten - voor elke provincie een - en een ambitieuze Opera Zuid.

Nu is schraalhans keukenmeester, hoor ik vooral ketelmuziek, gooien we alles op een hoop, verwarren we kunst met amusement en valt er heel wat te repareren. Dat repareren gaat niet echt van harte. In ieder geval niet bij de SP in Noord Brabant waar het de philharmonie zuidnederland betreft. Mist deze club oog voor historie, oog voor kwaliteit, oog voor continuïteit? Waar Van Loo mij nog met een kluitje in het riet wilde sturen, hullen de lokale SP-helden zich na mijn bevraging over hun beweegredenen in stilzwijgen. Dapper is anders. Als deskundige kan ik ze in ieder geval bijpraten. En Bart Van Loo mag dan ook aanschuiven.



Ik ben benieuwd naar uw reactie!


Juni 2020

Für Elise

Beethovens Negende, het symfonisch meesterstuk waaraan we het Europees volkslied te danken hebben, stond op het programma voor 13 juni in de grote zaal van het Concertgebouw in Amsterdam. Maar het feest mocht niet doorgaan en ook een uitvoering van ditzelfde werk in november hangt aan een zijden draadje. Europa worstelt in deze corona-periode niet alleen met het virus maar ook met haar cultureel erfgoed en haar hymne.

Terwijl nagelstudio’s, horeca en sportscholen alle mogelijke politieke aandacht hebben binnengehaald, tast vooral de muziekwereld in onzekerheid en smeekt om begrip, goodwill, desnoods genadebrood.

Zangkoren, harmonieën en fanfares zijn het zwijgen opgelegd en weten niet voor hoe lang. Datzelfde geldt ook voor professionele ensembles, orkesten en operagezelschappen, die bovendien enkel kunnen bestaan dank zij financiële steun van de overheid. Beschaving kost nu eenmaal geld en waaraan zou je geld beter kunnen uitgeven (vrij naar Winston Churchill)! Afslanken dan maar? De Negende kun je niet spelen met een handje vol strijkers en zangers. Kunst denkt niet benepen. Alleen een kunsthater die dat anders wil zien.

En aan kunsthaters geen gebrek in Nederland. Ook in het politieke domein; of toch niet? Zo weten we van onze premier dat hij de Goldbergvariaties verkiest boven alles, weten we dat Forumvechter Baudet een strenge pianopedagoog als opvoeder heeft gehad, is Henk Krol vaker naar de opera geweest dan naar Joling met of zonder Gordon en laat Geert Dales zich graag voorstaan op complimenten van zijn pianoleraar. Nee, er sluimert heel veel sympathie voor kunst en serieuze muziek in het bijzonder in ons politiek establishment. Nu nog ervoor uit de kast komen, je niet langer bekennen tot verdoving maar tot verdieping. Dan zal het ook weer loslopen met Noord-Brabant waar met het vertrek van Wim van de Donk de boerenlobby nu voor even de bovenliggende partij is.

‘Nicht diese Töne, sondern gar keine’: dat zal de beschaving niet toestaan.



Ik ben benieuwd naar uw reactie!



Podcast: interview Pieter Bon met Jo Sporck (Omroep Tilburg) | of luister op Spotify


Vragen I

Lang, heel lang, meer dan vijfhonderd jaar was er consensus over taal en vorm in de klassieke muziek. Je had een motet, een cantus firmus en er was polyfonie. Vervolgens  schiep de mens het madrigaal, de suite en het concerto grosso waarna de pathos op de proppen kwam met de symfonie en zijn doorwerking. En iedereen bezigde de schrijfwijze van zijn tijd:  Josquin die van de la Rue, d’India die van Monteverdi,  Händel die van Telemann, Vanhal die van Mozart, Strauss die van Mahler en Tansman die van Ravel . Tot aan de avant-garde van Darmstadt en Donaueschingen toe. Daarna vloog alles alle kanten op. Schijnbaar.

Een vriend van mij en fervent muziekliefhebber vroeg me om raad; hoe door de bomen het bos te zien en hoe de diverse componisten en hun werken van onze tijd te plaatsen.
Net zoals in het heelal na de oerknal alles uit elkaar is gespat en elke planeet om zijn eigen as is gaan draaien, zo lijkt voor menig muziekliefhebber ook elke hedendaagse componist na Ravel een eigen universum te hebben gekozen. Losgezongen van de rest.
Van het sterrenstelsel weten we inmiddels dat  de cohesiekrachten weer hun werk doen. Met de muziek is dat niet anders. Gewoon, omdat de mens nu eenmaal niet zonder relaties kan bestaan. Niemand is blanco en iedereen laaft zich aan voorbeelden en bronnen.
Hier noem ik de drie belangrijkste: het academisme (de traditie), het primitivisme (het weerwoord) en het experiment (het alternatief).  
Dodecafonie, dada en futurisme zijn er aan het begin van de twintigste eeuw de eerste manifestaties van. Veel, zo niet alle hedendaagse muziek kun je eraan linken. Een mooie houvast voor iemand op zoek naar overzicht.  

Vragen naar de bron is een ding maar vragen naar de legitimiteit van een kunstwerk is een andere, fundamentelere vraag. Daar kom ik graag op terug.



Ik ben benieuwd naar uw reactie!


Wachten op de Russen

De Ernst von Siemens Musikpreis -  noem het maar de nobelprijs voor muziek - is voor 2016 toegekend aan Per Nørgård. Met de toekenning van de Kravis Prize van de New York Philharmonic – goed voor een geldbedrag van 200.000 dollar - viel deze Deense componist  al twee jaar gelden een grote onderscheiding ten deel.  Intussen hebben belangrijke festivals voor de hedendaagse muziek maar weinig oog voor zijn werk. Daarom legt ons het februarinummer van de Neue Musikzeitung in haar hoofdartikel de volgende vraag voor:
heeft de programmeur van nu misschien een essentieel segment van de hedendaagse muziek buiten beeld gehouden?

De vraag stellen is hem in dit geval beantwoorden. Festivals voor hedendaagse muziek hebben maar weinig op met symfonici, componisten van het grote gebaar. In Engeland zijn ze nog voor handen en ook  in Duitsland vind je er nog een paar.  In Nederland zijn ze,  voor zover ze nog bestaan, veilig opgeborgen.
Hoe anders is dat in Scandinavië.  Nørgård  en Lindberg als opvolgers van Nielsen in Denemarken en Rautavaara en Aho als nazaten van Sibelius en Kokkonen. 

Hun partituren gaan de wereld over, bij voorkeur in het ‘reguliere’ circuit waar bevlogenheid en esthetiek geen vieze woorden zijn. De partituren bevinden zich in de koffers van pleitbezorgers waaronder Finse dirigenten als Salonen en Saraste.  In Finland staat de politiek in dienst van de muziek en niet omgekeerd.
Timo Klemettinen, hoofd van het Finse muziekonderwijs, heeft daarvoor
een eenvoudige verklaring. Muziek  heeft de Finnen het gevoel voor eigenwaarde teruggeven na de Russische bezetting in de Tweede Wereldoorlog.

Toen Chailly bij zijn vertrek in 2004 als chef-dirigent van het Concertgebouw Orkest werd gevraagd welke Nederlandse muziek hij in zijn koffer zou willen meenemen, kwam hij niet verder dan een orkestratie van de pianosonate van Berg door Verbey en een meer dan honderd jaar oud orkestwerk van Diepenbrock.

Misschien moet de politiek die de mond zo vol heeft van het Finse onderwijssysteem ook maar eens naar het muziekonderwijs daar gaan kijken.
Natuurlijk kunnen we ons ook op de borst kloppen met Rembrandt of wachten  op de Russen.



Ik ben benieuwd naar uw reactie!


We trekken een streep

Zou ik drie namen mogen noemen van favoriete componisten uit de tweede helft van de vorige eeuw, dan zou die van hem ontbreken. En toch was hij onmiskenbaar de roerganger en het geweten van de serieuze muziek, het genie op eenzame hoogte: Pierre Boulez. Afgelopen dinsdag stierf hij op negentigjarige leeftijd als laatste in een reeks van grootheden na Nono (1990), Lutosławski (1994), Berio (2003), Ligeti (2006) en Stockhausen (2007).  Treurnis overvalt me alsof er met zijn dood een einde is gekomen aan een gouden tijdperk uit de muziekgeschiedenis.

De invloed op die muziekgeschiedenis van de componist Boulez oogt in eerste instantie niet spectaculair. Zijn beperkt oeuvre is immers niet echt gemeengoed geworden, net zomin als zijn taaie ‘Anhaltspunkte’, een verzameling essays van dertig jaar geleden die ook al geen bestseller werd. 

Boulez schreef dus niet voor het grote publiek, maar voor gelijkgezinden en nam daarbij zijn eigen waarnemingsvermogen tot norm: een ongeëvenaarde sensibele vaardigheid om muziek tot in het kleinste detail te taxeren. Zelfs een verkeerde noot  uit een vulstem van de tweede hoorn uit een tuttipassage vol dissonanten kon niet aan zijn kritisch oor ontsnappen. Ik was er getuige van tijdens een repetitie dertig jaar geleden in de Beurs van Berlage. Vooral daarmee werd Boulez de musicus van gezag.

Of het nu het radicale vernieuwen betrof als componist of het ontstoffen van de traditie als dirigent, het resultaat van zijn aanpak werd onmiddellijk nieuwe standaard,  nieuw ijkpunt. Opnames van eigen werk, dat van Varèse, de hele Tweede Weense School, Ravel, Debussy, Bartok maar ook Mahler en zelfs van de twee Liszt-concerten geven me nog steeds het gevoel dat het zo en niet anders hoort.

De grote vraag is nu wat er van zijn omvangrijke erfenis - het Ircam, zijn Luzernfestival, La Cité de la Musique - bewaard zal blijven en in welke staat. We trekken een streep en gaan door met  Wiedmann, Pintscher, Adès en Benjamin. Het is de tijd van vele opties. Voorlopig zonder die ene gids met autoriteit die vooruit keek en toch heel goed wist wat er achter hem lag.



Ik ben benieuwd naar uw reactie!


Grieks Goud

Kunnen we het ons voorstellen? De Commissaris van de Koning van Noord- Brabant die een jonge dirigent compleet met bijbehorend orkest en koor opkoopt uit een andere provincie? En dan ook nog tegen een fors bedrag en zonder verdere voorwaarden? In Rusland is dat een paar jaar geleden gebeurd.  Daar kocht de gouverneur van Perm het operahuis van Novosibirsk leeg.

Perm.  Je zou deze stad zo plaatsen in het rijtje van Kazan, Cluj en Krakau. Distributiecentra van voordelige opera’s voor de Nederlandse schouwburgen in de jaren negentig met in de bak soms maar vier eerste en tweede violen en altijd belabberd klinkende houtblazers. Maar Perm is anders. Perm beschikt sinds 2011 over Grieks goud en dat goud heet Teodor Currentzis. 

Eindelijk kon ik dit fenomeen aan de slag zien met een van zijn specialismen in Dortmund. Daar dirigeerde hij met zijn MusicAeterna op 15 november Mozarts Figaro. Ik zag dat zijn orkest niet zit maar staat en dat hijzelf zijn musici al dansend vanuit verende kniebewegingen aanstuurt. Het klinkend resultaat van zijn aanpak is verbluffend: ritmische precisie tot in het presto, dynamische nuancering vanuit het meest subtiele pianissimo en een homogene orkestklank, afkomstig van een andere planeet.  Dirigent, koor, orkest en vocalisten: ze musiceren als een hechte eenheid. Niet alleen tijdens repetities en concerten. Ook research plegen ze altijd gezamenlijk. Al jaren lang. En dat is slechts een van hun geheimen.

Deze Currentzis mag zijn troepen nooit verlaten, moet ze altijd blijven aanvoeren. En wat mij betreft mag hij niet alleen alles van Mozart oppoetsen en opnemen maar de hele muziekliteratuur nog eens op de schop nemen. Op woensdag 13 januari is hij met zijn orkest te horen in De Doelen. Wie echt niet kan, koopt gewoon blind een van zijn cd’s. Die liegen er ook niet om.



Ik ben benieuwd naar uw reactie!


De jaren tachtig

Dat waren de jaren waarin volgens mijn mentor Jan van Dijk de verpakking belangrijker werd dan inhoud. De tijd dus waarin kunst de boer op ging met verkooppraatjes en subsidiekansen stegen met het formuleren van doelen en doelgroepen. Maar de jaren tachtig hadden nog meer in petto.

Een nieuw soort componist in spe zijn intrede. Deze was niet langer een geoefend pianist met een portie praktische harmonie in zijn vingers maar iemand met veel lichte muziek in zijn bagage en niet echt bedreven in het lezen van noten met hulplijntjes.
Eveneens memorabel: de opkomst van de Stampconcerten.  Een nieuwe formule van de Nederlandse avant-garde met ruimte voor performance, cross-over en interactie met andere disciplines.  Zo herinner ik mij een concert waarbij de armen van twee pianisten aan katrollen met contragewichten waren opgehangen. De muziek zelf deed er eigenlijk niet meer toe. Ludieke afbeulerij. Grappig. Alles werd een optie, zolang het maar afweek van de traditie.  

De bedenker van een ander ludiek optreden van zo’n tien jaar geleden,  met blazers verspreid over verschillende ruimtes van een onderzeeër, meldde zich vorige week in de Volkskrant met een sterk staaltje herbezinning. Klassieke muziek moest weer serieus benaderd worden. Dus weg met het muzikale behang en weg met de overdaad. Daarom zijn nieuwste project: een happening van niet minder dan 24 uur met muziek van alle stijlen en een publiek dat mag meedoen of toch maar niet. Geef me dan maar de jaren tachtig. Toen kon ik tenminste nog gniffelen en hopen op een regenbui die overwaait.



Ik ben benieuwd naar uw reactie!


Turn up the heat

Greg Anderson. Zijn naam hoorde ik voor het eerst een maand geleden tijdens  een radioprogramma van WDR3. Daarin werd deze 33-jarige Amerikaanse pianist en componist voorgesteld als redder van de klassieke muziek. Een jonge hond met een missie: ‘to make music more relevant’. Muziek is volgens hem namelijk in staat ons leven ingrijpend te veranderen. Samen met zijn duopartner Elizabeth Joy Roe maakt hij dat wereldkundig, voornamelijk met videoproducties. Veel daarvan vind je op internet. Materiaal van een volmaakt op elkaar ingespeeld mooi pianistenpaar.  Werkelijk een streling voor het oog.

Te bekijken: onder andere een geraffineerde bewerking van  Strauss’  Schöne blauwe Donau met een uitgekiende choreografie van in elkaar grijpende vingers en handen. Daarnaast een Mozart-sonatedeel voor twee piano’s in een decors van marmeren standbeelden en van  Stravinsky de Danse Sacrale. Dat laatste in beeld gebracht met wapperende haren van de pianiste te midden van een steeds feller opflakkerend vuur. Zo breken Anderson en Joy een lans  voor de bekende hap waar geen pleidooi voor nodig is.
“Lets turn up the heat’  heet het bij Roe, waarna ze zich met Anderson in een hete tango van Piazzolla stort.  Alsof kunst spektakel is, alsof muziek niet voor de oren is bedoeld maar voor de ogen. Alsof een Amerikaanse reddingsoperatie waarmaakt wat ze belooft.



Ik ben benieuwd naar uw reactie!


‘Innovator’

Tumult in Rotterdam, tumult in Madurodam-klassiek-Nederland: er loopt hier een dirigent rond die enkele tonnen per jaar verdient en de laatste tijd soms zelfs dirigeert voor een half volle Doelenzaal. Die dirigent heet Yannick Nézet-Séguin en is van het kaliber ‘Gergiev’  maar dan met minder kapsones.  In de voetsporen van Mariss Jansons zal ook hij Nederland de rug toekeren als chef-dirigent van een toporkest.  ‘Ik denk dat we een fout hebben gemaakt door de marketing te richten op nieuw publiek. Ook gewone concerten hebben een zetje nodig’  aldus Yannick in een interview.  Gewone Concerten? Worden die verwaarloosd?

Als we Mike Schäperclausmogen geloven, redden we het daar niet meer mee, met die gewone concerten. Schäperclaus van de afdeling Marketing & Sales is sinds kort aangesteld als innovator van het RPhO en zoekt naar nieuwe formules. Een orkest op het podium met vuurwerk en circusartiesten, dat is zijn orkest van de 21ste eeuw. Met zijn eerste  ‘muziekshow’  Julia,  te horen en vooral te zien in Ahoy, moet dat nieuwe publiek aangeboord worden.  Gelooft Schäperclaus in het succes van zijn project?  De slotzin van zijn interview met de Volkskrant  geeft ons een hint:  ‘elke dag word ik wakker met een nieuw idee’.  Een onmiskenbaar voorteken van een ideologische crisis bij een ambitieuze vernieuwer. Yannick en Mariss zijn we straks kwijt. En daar zal het niet bij blijven. 



Ik ben benieuwd naar uw reactie!


Verborgen grootheid

Vroeg of laat kom je er niet omheen:  de Goldberg-variaties van Bach.  Glenn Gould heeft ze precies zestig jaar geleden prominent onder de aandacht gebracht met een voor hem kenmerkende aanpak. Eigenwijze tempi, dito articulatie en onberekenbare motiefprofilering.  Velen zijn hem gevolgd. Daaronder pianisten van faam – zoals Schiff en Perahia – en pianisten met ambitie (te talrijk om op te sommen).  Spotify zet  ze voor ons op een rijtje en spoort aan tot een vergelijk. Bach is genadeloos en de winnaar komt uit een onverwachte hoek. 

Het is de hoek van de 'verborgen grootheden',  de kunstenaars zonder PR.  Als ze nog leeft, wordt deze grootheid dit jaar vierentachtig. Op haar palmares een bescheiden derde prijs bij de Koningin Elisabeth wedstrijd jaargang 1952.  Niet veel meer dan dat. Haar naam: Maria Tipo. haar Bach: geniaal. De opname die ze voor EMI in 1986 heeft gemaakt, getuigt van haast achteloze virtuositeit,  sensueel cantabile en  dansante frisheid. En dan het belangrijkste: Bachs polyfone stemmenweefsel maakt ze ongekend doorzichtig. Alles zingt en overtuigt. Dus ook haar besluit om de rechterhand in variatie 17 maar eens te octaveren omdat Bach hier aangeeft dat er op twee manualen gespeeld moet worden.
Haar EMI-opname heb ik nog weten te bemachtigen. Maar zou ze nog leven,  misschien zelfs optreden, deze hoedster van het muzikaal geweten?



Ik ben benieuwd naar uw reactie!


Directeuren

'Kunst heeft publiek nodig'. Het is de kop van een interview met Melle Daamen in de NRC van 16 april. Dat recht van spreken wordt hem gegund als directeur van de Stadsschouwburg Amsterdam en als lid van de Raad voor Cultuur.  Een man dus om je hoed voor af te nemen. Zijn boodschap is tamelijk eenduidig:
kunst is subsidiabel als grote delen van het publiek er iets mee hebben. Kunst met enkel 'intrinsieke waarde' is naar zijn overtuiging geen lang leven beschoren. 

Een dag later gunt dezelfde krant een andere directeur uit de kunstenwereld het woord. Met een genuanceerder verhaal, precies zoals kunst is.  Volgens Beatrix Ruf  laat kunst zich niet mededelen in taal. En verder: 'Je kunt pas vrij zijn als je de techniek beheerst'. 

Een parafrase van deze opvatting: je kunt pas oordelen over kunst wanneer je kennis van zaken hebt.  'Kanevas?' zou Schubert gezegd hebben. Anders mocht hij ophoepelen. Meneer Daamen die het publieke belang van kunst afmeet aan getallen,  kan heel wat. Hij is namelijk politicoloog en organisatiedeskundige van huis uit. Maar voor het overige is hij een artistieke dilettant  en dat – zo leerde mijn hoofdvakdocent piano mij vroeger al – zijn de ergsten. De halfweters die hun plaats niet kennen. Ze hebben de macht gegrepen van buiten af zonder ooit binnen te zijn geweest.
De tijd dat een conservatorium werd geleid door een componist ligt inmiddels decenni achter ons. Jammer genoeg. Laten we Beatrix Ruf koesteren. Voor haar hoeven we geen hoed af te nemen in het voorbij gaan. Met haar kunnen we  meer dan groeten: over de inhoud praten.



Ik ben benieuwd naar uw reactie!


Triggers

Kom naar Den Haag en laat je tranen de vrije loop. Dat was de trigger voor een massale mobilisatie richting Rothko-retrospectief in Den Haag.  Afgelopen maand kwam daaraan een eind en nog net op tijd nam ik de proef op de som.
Ik kon het me niet voorstellen: huilen bij een schilderij. En toegegeven: niet alleen de samenstellers van de expositie maar ook Rothko zelf heeft er veel aan gedaan om dat te suggereren. Hij heeft ons doeken nagelaten, waarin we als gehypnotiseerde bijzienden  starend op een afstand van vijftig centimeter zouden kunnen verdwijnen. Met de woorden van de kunstenaar zelf: de diepte in van de basale emotie.  Meer dan twintig jaar lang schilderde hij zich er een weg naartoe, naar het universele, het absolute en het woordeloze.

Aan het einde zijn de meningen van de bezoekers bepaald niet eensluidend.
Terwijl de een zegt geroerd te zijn door zijn werk, typeert de ander Rotho’s doeken als charlatanesk daarbij steunend op uitlatingen van de maker.
Maar woorden schieten altijd te kort als kunst gelegitimeerd of verklaard moet worden.  Het zijn uitlatingen die uit hun verband zijn gerukt, opgeklopt door een journalist of conservator of niet meer dan een uiting van euforie of frustratie van de kunstenaar in kwestie.
Wat er van Rothko vooral beklijft is zijn compromisloosheid en alles opofferende zoektocht naar een waarheid die voor iedereen anders mag zijn en waarvan de artistieke betekenis pas duidelijk wordt nadat het effect van de marketing is verdampt. Trap niet in triggers!



Ik ben benieuwd naar uw reactie!


Handige jongens

Een paar dagen nadat Parijs zijn imposante Philharmonie met 2400 zitplaatsen opende en Amsterdam te hoop liep om Gatti te horen met Mahler, werd de Nederlandse televisiekijker op een nieuw muziekprogramma getrakteerd. Ik zag er naar uit: Podium Witteman op de zondagnamiddag. Een welkome afwisseling tussen schaatsen en voetbal. Presentator Paul Witteman zag een grote wens in vervulling gaan. Echt zichzelf zijn, zonder de vlotte flierefluiter Jeroen Pauw opkomen voor iets dat bestendiger is dan de waan van de dag in een talkshow. Opkomen voor zijn ware passie – de klassieke muziek – dat is wat hij beoogde.

De eerste uitzending had de allure van een diverterende, aftastende opening: een videoclip met draaiende Aziatische kontjes op muziek van Dvorák, een fragmentje Bach met liedjeszanger Guus Meeuwis als aandachtige toehoorder – voor mij het onverwachte hoogtepunt - en daarnaast een stevige portie swingen en improviseren met een glansrol voor entertainer/pianist Mike Boddé. Geen woord over of klank uit Parijs of Amsterdam waar toch heel veel te beleven valt in de maand januari.
De opzet van aflevering twee was al niet anders. En echt actueel was het ook al niet met een twee jaar oud nieuwsitem over het divine-nine-stemsysteem van Gert Kramer. Inmiddels weet ik het zeker: Boddé is de opvolger van Jeroen Pauw. Hij is de handige jongen die het serieuze imago van Witteman moet neutraliseren. Jammer, want kunst is toch vooral reflectie, confrontatie, diep duikend in open zee in plaats van water kletsend in een pierenbad. Zijn kunst en televisie dan toch onverenigbare grootheden? Kom op Paul, durf, bewijs me het tegendeel. Op eigen kracht.



Ik ben benieuwd naar uw reactie!


Beste Willem,

Als ik het goed heb, valt jou de eer te beurt naamdrager  te zijn van de tweede toondichter des vaderlands.  De eerste, twaalf jaar geleden aangewezen door het  VPRO programma Vrije Geluiden,  is aan mijn aandacht ontglipt.  Misschien was die toch vooral met zichzelf bezig.  En zo bleef de nood hoog. Alleen al om je als musicus niet te hoeven schamen bij de ontvangst van hoogwaardigheidsbekleders, nationale herdenkingsdagen of  inzendingen voor een nieuw volkslied.  Goddank weet je er raad mee.  Als ik het goed begrijp, heb je al een archief aangelegd met materiaal voor alle mogelijke publieke gebeurtenissen.  Trek het je niet aan want het kon niet anders:
niet het volk maar Buma heeft jou uitverkoren. En Buma kan het weten.

Deze club incasseert namelijk onze auteursrechten en weet precies hoe vaak onze muziek wordt uitgevoerd. Je bent een veel gespeeld componist en je muziek is zeer toegankelijk. Toch sprak het achtuurjournaal  liever over andere kwesties:  over het aantal ratten in Nederland en Zorreguieta senior die niet terminaal is maar mogelijk ernstig ziek. Jouw benoeming had te weinig nieuwswaarde. Misschien komt daarin verandering met de nieuwe voornemens van staatssecretaris Dekker: meer cultuur, minder amusement op de publieke omroep. Daar mag je hem dus al direct op aanspreken wanneer hij zich binnenkort voor consultatie bij jou meldt.
Maar praat me even bij. Heeft zich al iemand gemeld om je een programma te gunnen op prime time met de verzekering dat je niet geflankeerd en gemarginaliseerd wordt door een dellerige  award- actrice of  vermeend literator  van een voetballerbiografie?
Kortom: heeft zich al iemand bij je gemeld met een programma waarin muziek langer mag klinken dan drie minuten en waar ruimte is voor zinnig commentaar?  Doe in  ieder geval geen water bij de wijn. Spiegel je aan de principes van Julien Blanc: ga recht op je doel af, laat niet los en geniet van het verzet.  Anders worden het ondraaglijke tropenjaren.



Ik ben benieuwd naar uw reactie!


Volhouders

Slechts een schilderij  heb ik ooit van hem gezien. Het hing aan de muur van een vriend van mij,  vijfentwintig jaar geleden. In mijn herinnering  abstract Rothko-achtig maar lijniger, met kleurvlakken overlopend op de omlijsting. Echt raad wist ik er niet mee, maar vraag niet naar mijn referentiekader van toen. Een paar dagen geleden sprak ik de maker van dat doek in een kopieerwinkel nadat we elkaar jaren lang niet meer dan vriendelijk groetend voorbij waren gelopen. Hij werkt nog steeds gestaag door want hij kan niet zonder. Zonder dat gevecht met penseel, verf en doek.  Verkopen doet hij slechts mondjesmaat en zit dus nog steeds in de bijstand. ‘Maar ik vernieuw nog steeds’ rechtvaardigde hij zich.   Voor mij heeft hij een geldiger verweer.

Hij is een volhouder en een volhouder mag dan misschien op enig moment een vernieuwer zijn geweest, hij is hoe dan ook iemand die zich heeft verbeterd. Verbeteren eist volhouden maar daarvoor bestaan geen prijzen. Die zijn er vooral voor het ‘aanstormend talent’ dat nog niet weet wat volhouden en verbeteren is.  Een kunstenaar aan het werk is een twijfelende fijnslijper, geen zelfgenoegzame colporteur. Dat is de harde werkelijkheid. Ik neem mij voor binnenkort niet alleen Rothko’s werk in Den Haag te bekijken maar ook de doeken van deze volhouder met zijn atelier in mijn straat. Met meer bagage dan vijfentwintig jaar geleden.



Ik ben benieuwd naar uw reactie!


De auditieve lat van Audi

In de regel houd ik als componist mijn oren schoon. Alleen muziek die inspireert in plaats van ontmoedigt, neem ik tot me. Schönbergs Gurrelieder behoort tot die lijst van inspirerende werken, vooral omdat orkestrale grandeur en gemaximaliseerd harmonisch vernuft zich hier versmelten  tot een bedwelmend koloriet. Een lust voor het oor. Tonmahlerei in het kwadraat.

Afgelopen maand bood De Nationale Opera mij de kans dit visionair meesterwerk te beluisteren. Een stuk dat met zijn omvangrijke bezetting in Nederland amper nog uitgevoerd kan worden, tenzij DNO zich erover ontfermt. De Gurrelieder daarom in een regie van de zo bewierookte Pierre Audi. Dat kan toch geen misser zijn?! Dat dachten er meer: ik wist nog net een van de laatste kaartjes te bemachtigen.

Maar misschien had ik beter moeten weten. Audi is toch vooral een theaterdier en minder een musicus en deze Gurrelieder zijn toch vooral een uit de hand gelopen liederencyclusproject; zeker niet bedoeld als opera. De rol van het orkest is daarvoor te nadrukkelijk en de ruimte voor drama te gering. Nergens dialogen, enkel elkaar afwisselende monologen. Maar toch: Audi kon het niet laten en deed een poging. Een poging met karikaturale trekjes die ik van hem niet eerder heb gezien. Een eindeloos heen en weer strompelende Waldemar, een dronken boer en een met een lichtgevende ballon verloren rondlopende Klaus-Narr. Niet omdat de tekst erom vraagt – verre van dat - maar omdat het publiek toch iets te zien moet hebben. En het orkest?  Dat moest schipperen, de solisten meer dan anders in gaten houden en vooral niet te veel uitpakken vanuit de orkestbak.

We leven in een door visuele prikkels gestuurde wereld waarin de auditieve lat steeds lager wordt gelegd en het sublieme wordt getrivialiseerd. Tot mijn schrik nu ook door Audi.



Ik ben benieuwd naar uw reactie!


Twee vrouwen  2

Vrouwelijke kunstenaars die heel wat in hun mars hebben maar gedoemd zijn te  vertoeven in de schaduw van het succes van een man. Het is nog steeds een geliefd thema voor feministen.  Fanny Mendelssohn zou zo te leiden hebben gehad onder het succes van haar broer Felix en Clara Wieck zou met haar talenten zijn ondergesneeuwd door die van haar man Robert Schumann. Maar ook vrouwen kunnen elkaar ongewild voor de voeten lopen. Zo heeft de biografie van dezelfde Clara ene Elisbath von Herzogenberg op de achtergrond gedrukt. Deze Von Herzenberg – op haar beurt hier haar getalenteerde Heinrich verdringend – was net als Clara componiste en close met Brahms.

Vrouwen die elkaar voor de voeten lopen: je komt het vooral tegen in de operawereld.  Op alle niveaus en dus ook het hoogste.

Maria Callas en Tatiana Troyanos hebben daar vertoefd. Hoog boven de rest. Eerstgenoemde leeft voort als een mythe, de tweede naam is verbleekt, bijna vergeten. Callas en Troyanos: beiden geboren op Manhattan, beiden met Griekse wortels en … beiden begenadigd met een dramatisch-goddelijke stem. Haast ook  zijn ze even oud geworden: Callas stierf op haar 53ste, Troyanos op haar 54ste. Maar Callas’ leven herinneren we ons als dat van een tragische romanfiguur terwijl het leven van Troyanos en vooral haar carrière veel minder heen en weer geslingerd werd. Troyanos was beslist veelzijdiger. Ze zong net als Callas Puccini maar ook hedendaags en barok. Purcells beroemde slotaria uit Dido and Aeneas when I am laid in earth kan niet aangrijpender klinken dan bij haar.  Stijlpuristen mogen er hun commentaar op hebben. Maar wat te zeggen van haar Judith-rol in Bartoks Blauwbaard onder Boulez, opgenomen voor het label Sony in 1976?! Een naar de strot grijpende vertolking die een onuitwisbare indruk achterlaat. Met die opname herdenk ik haar voortaan op haar sterfdag van 21 augustus. Voor wie ik nu nieuwsgierig heb gemaakt: het zal een sport zijn deze cd te bemachtigen. Een schaduw minder, een ster meer.

(gegarandeerde troostprijs via YouTube:  Troyanos zingt Händels Se pietà di me non senti onder Karl Richter).



Ik ben benieuwd naar uw reactie!


Zwembroekjes te geef  

Midden jaren zeventig kreeg ik mijn eerste baan als pianodocent op een muziekschool waar geen goede vleugel te bespeuren was. Wel aanwezig: versleten vloerbedekking, dito meubilair en op ieder kamer twee Tsjechische piano’s. Die instrumenten had de directeur als bonus opgestreken voor de implementatie van groepsonderwijs. Pianolessen met twee of drie leerlingen tegelijk - zo begonnen de bezuinigingen én de afbraak van een muziekonderwijs dat nu per minuut te koop wordt aangeboden. Onbetaalbaar en daarmee onbereikbaar voor kinderen uit minimagezinnen. Daartegen stelde de Braziliaanse Amsterdammer de Marco de Souza zich te weer en startte met hulp van Radio IV de actie Muziek geeft. Doel: helpen bij de aanschaf van een muziekinstrument. Het startschot loste onze koningin op 12 mei op een basisschool in de Haagse Schilderswijk waar ze door een schoolorkestje muzikaal werd ontvangen en de toon van de actie werd gezet.

Het was een aandoenlijke toon maar ook een toon die alleen te verdragen viel door slecht horende grootouders. Twee weken later wordt de balans opgemaakt van deze landelijke inzamelingsactie. Trotse gezichten van een zendermanager, minister Bussemaker en gangmaker De Souza op de site van Radio IV. Groot in beeld ook een cheque van  €44.000,--. Goed voor tien Tsjechische piano’s. Daar bedien je  Biest-Houtakker mee maar niet Nederland. Geen opbrengst om bij te glunderen. Zeker als je weet dat drie plaatjesdraaiers in een glazen kooi voor elke andere humanitaire actie  binnen een week het driehonderdvoudige ophalen.  Zou die nieuwe zendermanager van Radio IV, die meer op heeft met verpakking dan met inhoud,  stiekem nadenken over andere opties?

Hier een paar suggesties om mee te beginnen. Kies niet de koningin maar haar tot voorbeeld strekkende, cello spelende dochter als openingsstunt en gun vervolgens echte talenten het podium. Laat ze in aanstekelijke duetten optreden met musici van naam; met Janine Jansen, Liza Ferschtman, Hannes Minnaar en  Pieter Wispelwey. Keuze te over. Maak van die optredens een gevarieerde estafette  in het centrum van Amsterdam, Groningen, Utrecht en Maastricht dat goed genoeg is voor het achtuurjournaal. Kassa.  Zijn we er dan?
Bij lange na niet.  Want net zoals je met het krijgen van een zwembroek nog niet kunt zwemmen, biedt het hebben van een viool, hoorn,  klarinet of piano nog geen uitzicht op musiceren. Daarvoor is goed en betaalbaar muziekonderwijs nodig en dat is de nek omgedraaid. Laat muziekminnend Nederland en mevrouw Straat van Radio IV daar eens tegen in het verweer komen.



Ik ben benieuwd naar uw reactie!


Twee vrouwen

Wat is het geheim achter het succes van Für Elise? Waarom wil iedere beginneling aan de piano deze Beethoven-bagatelle in zijn vingers krijgen?
Deze vraag werd me onlangs weer voorgelegd.  Dat geheim heet allereerst: motoriek en regelmaat.  Regelmatig gebroken akkoorden in regelmatige porties van vier maten opgediend en desgewenst effectvol overgoten met een sausje pedaal. Maar ook die zo karakteristieke korte zigzagopening van de rechterhand met direct al een herhaling van de eerste twee noten draagt bij aan het succes. Een niet kapot te krijgen blijvertje. Of toch?

Een paar dagen geleden sprak ik een  11-jarige pianoleerlinge die Fur Elise helemaal niet leuk vond. Titels van boeken die ze op het moment speelde, kon ze me niet noemen – ze speelde natuurlijk uit een map vol kopieën – maar wel de naam van haar favoriete stukje: Amelie.
Deze Comptine d’un autre été zou je een eigentijdse versie van Beethovens bagatelle nummer 25 kunnen noemen: ook in Amelie vaste periodes van vier maten en vaste motorische patronen in de linkerhand van gebroken akkoorden. Maar waar de beginner bij Für Elise na 22 maten afhaakt omdat Beethoven nu eenmaal geen confectie aflevert, wordt Amelie uitgespeeld tot aan de laatste dubbele streep.  Hier geen abrupte themawendingen of uitstapjes naar andere toonsoorten. Zo overtreft Amelie Elise maar zal Elise op haar beurt Amelie overleven. Omdat de laatste bevestigt en niet verrast.  Omdat Amelie maar een smaak kent: de zoete en dat is nooit het hele verhaal.



Ik ben benieuwd naar uw reactie!


Hagiografie

Reinbert de Leeuw is eraan gewend. Aan de spotlights van de Nederlandse muziekwereld.  Hij was vooraanstaand actievoerder en bestuurder, kreeg  grote prijzen en deelde ze uit, zette zich in voor het ene en verzette zich tegen het andere.  
Zo ging dank zij zijn  veto de Erasmusprijs van 1998 niet naar Boulez maar naar Kagel. Een uitruil die menigeen verbaasde en nog steeds vraagt om nadere uitleg.  Thea Derks heeft met een recent verschenen biografie de historische  werdegang van De Leeuw in beeld willen brengen. Sporen die een en ander zouden kunnen verklaren: zijn dadendrang en zijn keuzes.  Een al te moedige onderneming, zo bleek al vrij snel.

Want De Leeuw neemt er afstand van. Als je het verweer van Derks leest, blijkt hoe goed ze alles heeft bedoeld. Akkoord,  haar portret is weliswaar geen hagiografie geworden maar bewondering voert naar eigen zeggen de boventoon.  Ze had zelfs lovende woorden over voor zijn composities waar De Leeuw zelf de nodige vraagtekens bij plaatst.
Reinbert had zijn biografie graag anders gezien: ‘sommige details zijn tot in de finesses uitgewerkt, ontmoetingen die ik als essentieel ervaar, ontbreken juist.  Zo’n boek kan ik niet autoriseren’.
Interviews naar aanleiding van zijn 75ste verjaardag zouden doen vermoeden dat ook De Leeuw heeft geleerd om te relativeren. Maar dit nieuwste veto maakt dit vermoeden twijfelachtig. Zou deze musicus niet kunnen inzien dat een grootinquisiteur nu eenmaal niet als een heilige geportretteerd kan worden?



Ik ben benieuwd naar uw reactie!


Klassiek leeft!

Klassiek leeft!! Dit is niet alleen het motto van Radio Vier maar ook de naam van een vast programma bij de Vlaamse omroep Klara. Twee zenders die elkaar nagenoeg gekopieerd hebben met hun nadrukkelijk accent op tafelmuziek. Een walsje van Stendammer, een menuetje van Fesca of een rondo van Ries.  Er wordt diep gegraven om met weinig boven te komen. En de aanmoedigingen zijn niet van de lucht:  ;geniet ervan’ of .. ‘ik heb er weer plezier in’. Onder de presentatoren: Mieke van der Weij – bekend van de rijdende rechter –, opiniebabbelaar Andries Knevel en liedjeszanger Jan Rot, bedenker van de openingszin: elke keer diezelfde drie akkoorden.  Kan het ook anders?

Ja, het kan ook anders.  Onder andere bij onze oosterburen.  Daar heten de moderatoren Brachmann, Binding of  Lindenau en mag je hun namen weer vergeten. Hen lukt het in ieder geval programma’s te presenteren met een  onderliggende logica, voorzien van commentaar waar ook de kenner wijzer van wordt. Programma’s ook met lef:  een heel uur lang de expositie van Beethovens eerste pianoconcert onder het vergrootglas.  En bijna dagelijks een avondconcert met hedendaagse muziek die ertoe doet, die laat zien dat klassiek leeft. Eergisteren een requiem van Sandström en een dag later een première van Cerha.  Zijn Drei Orchesterstücke  is een gesublimeerd en gedoseerd soort expressionisme waar Ligeti en Berg elkaar de hand reiken. Een niet te versmaden meesterwerk. En toch wordt het ons onthouden.  Omdat Klara mensen als Buckinx en Radio Vier een bevlogen kenner als Hartsuiker heeft losgelaten. Klassiek leeft op Vier? Een boude bewering.



Ik ben benieuwd naar uw reactie!


Flagellanten

Flagellanten. Dat zijn mensen die zich al rondtrekkend overgeven aan zelfkastijding.  Volgens de zestiende-eeuwer Montaigne vaak voor eigen genot. Zo merkte hij op dat het ritueel gepaard ging met het nuttigen van wijn en het ontvangen van goed geld van hun opdrachtgevers, edellieden die  het masochisme  graag uitbesteedden.
Religieuze flagellanten bestaan al lang niet meer. Maar wel een variant daarvan: de koekoek-kunstenflagellant.  Vaak sociologen of zelfs politiek wetenschappers  zoals daar zijn de heren Daamen en Waege,  onbevangen optredende bestuurders (schaal 15) in de wereld van de kunsten die het uitvoerend artistieke voetvolk (schaal 10)  publiekelijk  graag wijzen op hun (gebrek aan) maatschappelijke respons. De  kunstenaar moet vooruit kijken en niet achterom, heet het bij hen.  Vooral marktgericht denken. De beloning voor deze k-k-flagellant: geen wijn met grijpstuiver maar landelijke naamsbekendheid met carrièreperspectief.  En dan is daar plots Pascal Gielen.

Vlaming en Kunstsocioloog Pascal Gielen - als lector  Kunstpraktijk in de Samenleving zeven jaar geleden binnengehaald door de Fontys Hogeschool voor de kunsten - doet plotseling van zich spreken. Met een heel moedig geluid in het Brabants Dagblad van zaterdag 25 januari.
Het is de ontboezeming van een ketter, een Luther voor de kunsten. In een interview hekelt hij het marktgericht denken dat alleen maar tot middelmatige kunst leidt.  Niet de kunstenaar is bij Gielen de kop-van-Jut maar de faciliterende,  betuttelende dossierschrijver, werkzaam in een van de vele bkkc-achtige subsidie verstrekkende organisaties, audit- of onderzoekbureaus.  Gielen maakt zich liever hard voor de vrije geest en het binnenhalen van kunstenaarstoppers door een artistieke headhunter.
Maar deze toppers kosten geld evenals kwaliteitsonderwijs.  Geld dat nu nog voor een groot gedeelte wordt opgeslorpt door management en overhead. Pascal Gielen kan aan de slag, om te beginnen binnen zijn eigen organisatie en misschien zelfs bij zichzelf.



Ik ben benieuwd naar uw reactie!


Feiten en fictie

Hebt u ze ook gezien, die twee hoofden van Spanjaard en Renes prominent op de voorpagina van de NRC van donderdag 19 december? Terwijl over het vertrek van Mariss Jansons wordt gespeculeerd ,  is opvolging al hot news.
Wordt het de oude rot Ed Spanjaard – als gastdirigent  bekend met de kwaliteiten van KCO– of toch zijn jongere vakgenoot Lawrence Renes van  wie we ons de spectaculaire invalbeurt van 1995 nog herinneren bij datzelfde orkest? Spanjaard had zich al eerder bij Pauw en Witteman laten ontvallen dat hij er niet op aasde maar wel beschikbaar was.  Intussen zijn er vanuit Stockholm vertrouwelijke e-mails onderschept door de kunstredactie van het A.D.  waaruit blijkt dat Renes alleen voor het hoogste ambt gaat en niet piekert over een assistentschap naast Spanjaard. Maar dat is nog lang niet alles.

Op het dagelijkse muziekkatern verderop lezen we dat supporters van Jansons  hun idool niet kwijt willen en rellen hebben aangekondigd. Intussen zou Spanjaard  voor de zekerheid  zijn ondergedoken. Hempel en Hamel  hebben via hetzelfde gezaghebbende AD hun voorkeur uitgesproken voor hun collega en leeftijdgenoot Renes.  De  Telegraaf komt met ander nieuws: algemeen directeur Jan Raes zou hebben toegegeven dat er opnieuw sprake is van huurachterstand bij de Gemeente Amsterdam.  Een slordige acht ton.  ‘Hoe kan het ook anders met zoveel strijkstokken’ was zijn verweer. ‘Maar eerlijk is eerlijk: we spelen niet vals’.
En dan is er nog die kwestie met de miskoop van het jaar: Samantha Bennet.  Dit van de Boston Philharmonic voor veel geld overgenomen supertalent kampt met een hardnekkige schouderblessure.  Gefingeerd of gewoon het gevolg van al dat  gamen en golfen? ‘Bijzaken’,  noemt wethouder Gehrels dit alles. ‘Eerst maar eens die nieuwe première van Rihm  zien binnen te slepen.

 


Ik ben benieuwd naar uw reactie!


Verwarring

Aan het begin van de twintigste eeuw stond de kunst er vergelijkbaar voor als op dit moment.  Evenals nu was ze ook toen in verwarring.  En die verwarring van honderd jaar geleden staat nu volop in de aandacht. Onder andere tot januari 2014 in het Weense Albertina-museum en  dichter bij huis in de Lakenhal van Leiden. Verwarring maar ook passie, bevlogenheid en barricadegedrag  spat van die exposities af.  Helaas. Wij hebben geen Sacre, geen Poème de feu, geen Mary Wigman en ook geen Von Labans of Lavinia Schulz die toen met dynamiet speelden. Ook hun tegenhangers missen we: Van Doesburg, El Lissitzky of Bechstein. Kunstenaars die een nieuwe wereldorde proclameerden.  De artistieke verwarring van onze tijd is anders. Wezenlijk anders.

Ze is onschuldig. Ze wordt getolereerd, soms zelfs nauwelijks nog opgemerkt en ontbeert dynamiet. Waar in de jaren twintig expressionisme en constructivisme elkaar naar het leven stonden,  hanteren wij de vreedzame co-existentie met een keur aan opties en smaken.  Onze tijd is pragmatischer. Er is wel verwarring, maar die wordt gekanaliseerd en geregisseerd. Door calculerende galeriehouders, uitgeverijen, kunstencommissies en concertagentschappen. Zo exposeren we liever trends in plaats van noodzakelijkheden.  En met trends kan goed gehandeld worden.  Call- en putopties zijn het, met een Sjeika uit Quatar als invloedrijkste verzamelaar en een voormalig Chinees dissident (Ai Weiwei) als belangrijkste kunstenaar. In Tilburg heeft hij een klerenhaak ingelijst. Geen broekriem.

 


Ik ben benieuwd naar uw reactie!


Ob la, di, o bla, bla

Een kunstpagina, die had nog niet zo lang geleden zelfs een regionale krant. Met kritieken over plaatselijke zangkoren maar ook  over belangrijke producties van de Brusselse Munt of  premières in het Concertgebouw.
Toen, ergens midden jaren negentig, veranderde die kunstpagina in een cultuurpagina. De oogst werd navenant: graaibakvoer voor wibra-lezers.
Elke journalist moest erover kunnen schrijven. Voorkennis niet vereist.
Zo kon het gebeuren dat ik afgelopen maand naar aanleiding van een jubileumconcert geïnterviewd werd door een voormalig voetbalverslaggever die ook luistert naar Radio 4.  Benieuwd naar de openingszet, zijn eerste vraag?

Wat ik van de Beatles vond en hun Ob la di, ob la da. Terug naar mijn puberteit terwijl mijn hoofd en hart nog vol zaten  met Bachs  preludium en fuga BWV 883.
Wat kan deze interviewer met deze vraag voor ogen hebben gehad? Wilde hij daarmee  een opening bieden aan  lezers die onbekend zijn met klassieke muziek? Dat zou een strategische denkfout zijn. Een wensdenken dat zich laat vergelijken met de huidige programmering van vooraanstaande klassieke zenders zoals WDR 3. Daar wordt bij tijd en wijlen popmuziek ingelast als aas voor een nieuwe doelgroep. Natuurlijk zou het andersom moeten zijn: klassieke muziek draaien op populaire stations. Breek daar maar eens in, krijg dat maar eens voor elkaar. 

 


Ik ben benieuwd naar uw reactie!


De verlichte despoot

Verlichte despoten zijn er heel wat geweest. Vooral de achttiende eeuw heeft erin gegrossierd. Om er een paar te noemen:  Frederik de Grote in het voormalige Pruisen, Maria Theresia in Oostenrijk,  Catharina de Grote in Rusland, Karel III in Spanje en Gustaaf III in Zweden.  De componisten die ze onder hun hoede namen, zijn te talrijk om op te noemen. Terwijl ze  de kunsten en wetenschappen koesterden hielden ze het volk onder de duim:
‘alles voor het volk, niets door het volk’.  Dat klinkt in onze  oren nogal verwerpelijk.  Moeten we blij zijn dat dit geschiedenis?

Bach kreeg zijn eerste aanstelling aan het hof van Weimar in 1703 als lakei. Bij een verlicht despoot van de tweede garnituur. Maar zo vernederend was dat niet.
Een op de drie inwoners van Weimar was in die tijd aan datzelfde hof verbonden als ondergeschikte. De broodheer van dit hof zou Bach spoedig behoorlijk in de watten leggen - zowel financieel als ook artistiek - omdat hij oog had voor zijn begaafdheid. En het stikte in dit hertogelijk milieu van muzikaal geschoold ‘edelmetaal’.  Zo was hertog Ernst August een verdienstelijk trompettist en violist terwijl zijn halfbroer Johann Ernst viool, klavier en compositie studeerde. Ook Frederik de Grote,  de aanstichter van Bachs  Das Musikalische Opfer, componeerde er lustig op los met drie fluitconcerten en wat al niet meer. Kortom: kunstenaars werden min of meer begrepen  en  uitgedaagd door een heersende klasse.
De Duitse elite heeft die attitude nooit helemaal overboord gegooid. Bildung is daar nog steeds een gangbaar begrip.  
Nu we links en rechts om ons heen toch weer despoten aan het politieke firmament waarnemen, verlang ik  toch naar dat specifieke  verlichte soort.  Niet omdat ik pleit voor horigheid maar omdat politieke onverschilligheid voor mij het ergste is wat kunst kan overkomen.  Waarvan akte.

 


Ik ben benieuwd naar uw reactie!


Jetje treurt

Terwijl  studenten in 1968 Parijs op stelten zetten,  Baader en consorten in Frankfurt de warenhuizen Schneider en Kaufhof in de fik staken en Dubček in Tsjecho-Slowakije de lente binnenhaalde, kwam in Nederland Cals op de proppen met zijn Mammoetwet.  Andere koek. Toch  werd het een wet die van alles op de kop zette, een wet die van kweekschool Pabo maakte en  als collateral damage een einde zou maken aan het zingen in de klas. Zo erg was dat toch niet,  een meester zonder blokfluit?

En of dat erg was: einde kinderkoor, einde schoolorkest en exit onderwijzer met muzikale bagage. Na de afbreuk van het muziekonderwijs op de basisschool was het al snel de beurt aan de muziekschool.  Dat instituut moest er voortaan vooral zijn voor zo veel als mogelijk kinderen. Talent of geen talent, iedereen moest er terecht kunnen. Maar niet te lang want dan werd het te duur.
Inmiddels zijn muziekscholen profit-instituten geworden die lessen per minuut verkopen. En daar heeft Jet Bussemaker als minister van OCW  volgens Trouw toch echt moeite mee.  
Jet (Bussemaker, jaargang 1961) heeft hoogstwaarschijnlijk nog bij een meester van de kweekschool "de bezem" leren kennen in een vrolijke canon.  Halbe (Zijlstra, jaargang 1969) - staatssecretaris van hetzelfde departement in een vorig kabinet - zeer zeker niet.  Voor hem was de bezem een  praktisch voorwerp, geschikt om de kunsten van de kaart te vegen. 
Zijn bezem heeft  er stevig ingehakt. Nu treurt Jet over de ravage die is aangericht.  Schade op te lossen door armlastige gemeentes terwijl Jet zelf de oplossing in handen heeft:  geef de Pabo-student weer een muzikale scholing. Dat kan ook zonder blokfluit. Maar Jet treurt liever voor de bühne. Politiek is theater. Theater waar maar heel weinig muziek in zit.


Ik ben benieuwd naar uw reactie!


Kunst is geduldig

Was het nostalgie,  eufonie, beide of toch iets anders dat mij overviel bij het zien van een registratie uit 1972 van Lutosławski’s Paroles tissées?  Ik kreeg deze unieke zwart-witfilm met Peter Pears als solist en de componist  als dirigent onder ogen tijdens een symposium in de Oekraïnse stad Zjitomir.  

Bijna was ik vergeten dat er in 2013 nog heel iets anders valt te herdenken dan de muziekschandalen van  Wenen en Parijs precies een eeuw geleden.  Datzelfde jaar 1913  staat ook in het teken van de geboorte  van de aristocraat onder de componisten: Witold Lutosławski.

Met zijn concert voor orkest trad deze Poolse componist voor het eerst midden jaren vijftig internationaal op de voorgrond.  Niet als jonge,  over het paard getilde, wilde hond maar als gerijpte veertiger, geteisterd door oorlogsellende en artistieke inquisitie.

Daarna volgde in 1961 Jeux vénetiens; zijn kantelmoment. Het werd het werk waarin Lutosławski een brug zou slaan tussen  traditie en vernieuwing en waarin hij zijn recept zou vinden voor de optimale versmelting van de Albertijnse bas met het toevalprincipe van Cage.

Wat daarna volgt is enkel verfijning  en differentiatie. Dertig jaar lang  met als tussenstation de Derde Symfonie (1982- verfijning van het ornament) en als eindbestemming de Vierde Symfonie (1992 – suprematie van sonoriteit en melodie). Een zwanenzang vergelijkbaar  met Tsjaikosvski’s Zesde.  
Hier klinkt subliem geordend geluid van een toonaangevend symfonicus waar geen 3D-bril aan te pas hoeft te komen. Om dat in te zien, hebben we misschien een paar decennia nodig. Kunst is geduldig.  Wij zijn dat wat minder.


Ik ben benieuwd naar uw reactie!


Muziek voor fijnproevers VI

Baas boven baas

Onder het motto 'oog in oog met…'  organiseert het Frans Hals museum in Haarlem op dit moment een bijzondere tentoonstelling. Bijzonder omdat ze de kijker inzicht geeft in originaliteit en meesterschap. Inzicht door te vergelijken: Hals naast Rembrandt, Hals naast Van Baburen en Hals naast Leyster. Hetzelfde maar anders.  Soms ook beter. Baas boven baas.  Oog in oog met, zou dat ook kunnen zijn: 'oor in oor met'?

Eeuwen lang heeft de componist zich moeten verhouden tot zijn concurrenten en vakgenoten. Bach naast Graun,  Mozart naast Martin y Soler, Brahms naast Bruckner en Schönberg naast Strawinsky. Ze hielden elkaar in de gaten. Ook zonder vliegtuig, tv of internet. Er was consensus en er waren algemeen geldende regels en daarmee was er ruimte voor  vergelijking en  persoonlijke touch. Anders gezegd: er was eenzelfde taal, maar ieder had zijn eigen tongval. 

Nu  is er minimalisme naast maximalisme, tonaliteit naast antitonaliteit, toeval naast maximale controle en esthetische benadering naast conceptuele strategie.  Geen confronterende maar nevengeschikte opties. Kortom: er is Rihm naast Lachenmann en er is zelfs een vroege Penderecki naast een late Penderecki die zich niet meer met elkaar laten vergelijken.  Geen baas meer boven baas.

De bijen zwermen uit. Zonder koningin. En er is heel veel gezoem. Oor in, oor uit.  


Ik ben benieuwd naar uw reactie!


Muziek voor fijnproevers V

Wat we nog kunnen verdragen

Er valt heel wat te vieren in de maand april.  Vooral voor de kunstensector – pardon, de cultuursector -  zijn er gelegenheden volop om weer eens voor het voetlicht te treden. En hoe! Zo mogen we ons verheugen op een doublé- koningswals van zwierende André en heeft het Concertgebouw Orkest bij haar 125 jarig bestaan het repertoire aangevuld met een  gezellige ‘ komt vrienden in den ronde’. Wat kunnen we nog verdragen?

Oranje boven, oranje boven, leve de koningin. Dit deuntje kun je in plaats van in een tweedelige maatsoort ook in een driedelige maatsoort proppen.  Een eenvoudige routineklus.  En onze walsentapper André Rieu kan dat als geen ander.  
Dat arrangeren geen componeren is, weten ze ook bij het Concertgebouw Orkest dat in deze magische maand april zijn 125 jarig bestaan viert. Met Prokofjef, Tsjaikovski, Mahler, Strauss, Saint Saëns en – van alles een petit fourtje – warempel ook een nieuw werk van eigen bodem. Een vrolijke bewerking van een vooral als arrangeur en filmcomponist bekend staande Bob Zimmerman van ons bijna vergeten volkslied  ‘Komt vrienden in den ronde’. 
Daar waar Van Anrooy een eeuw geleden een echt symfonisch werk wist te maken van een Piet-Heinlied, blijft Zimmerman steken in het potpourri-achtige aanpak vol goed bedoeld handwerk van semi-virtuoze muzikale mortel. Een kralenketting van drieklankbrekingen, toonladderfratsen en een hoopgevende fugatoaanzet vlak voor de obligate climax.
Iedereen blij?  Ook Janine Janssen, Thomas Hampson, Lang Lang en Mariss Jansons?  Ja, iedereen blij. Zo leek het althans.  Het was te zien en te horen op onze publieke tv zender.  Niet rechtstreeks - dat zou ten koste zijn gaan van een voetbalwedstrijd in Barcelona - maar vlak voor het middernachtelijk uur.  Zo blijven in ieder geval de statistieken over de kijkcijfers voor kunst in tact.
Een integrale uitzending van een concert op prime time van ons jubilerende, mondiaal geroemde Koninklijk Concertgebouw Orkest: dat kunnen we in ieder geval niet meer verdragen.


Ik ben benieuwd naar uw reactie!


Muziek voor fijnproevers IV

Voorname muziek

Met welke muziek zal onze nieuwe koning zich laten inhuldigen op 30 april? Speculaties zijn er te over. Klinkt er opnieuw Mozart en is er ook weer plaats voor een nieuwe Intrata van een Nederlands componist in de Nieuwe Kerk? En voor welke muziek wordt er gekozen tijdens de koningsvaart op het IJ? Ergens las ik dat het Koninklijk Concertgebouw die dag gekoppeld zou zijn aan een dj . Grand Cru met frikadel.

Nu heeft het er de schijn van dat de kroonprins niet echt iets heeft met serieuze muziek. En dat sluit bijna naadloos aan op de traditie van het huis van de Oranjes. Waar ze de kans kregen kortwiekten ze de hofkapellen: stadhouder Willem III in Engeland aan het einde van de 17e eeuw en Koning Wilem II in Nederland in het bezuinigingsjaar 1841.

Toch koester ik hoop, sluit ik niet uit dat er ook ruimte zal zijn voor 'voorname' muziek. Allereerst omdat onze Alexander met het aanvaarden van zijn nieuwe ambt hiermee het beeld van prins pils zou kunnen bijstellen. Vervolgens reken ik erop dat de op muziek georiënteerde genen van zijn vader zich alsnog manifesteren. En dan is er nog de invloed van Maxima die er beslist de hand in heeft gehad dat de drie prinsesjes muziekles volgen. Maar dat zegt ook weer niet alles. Marc Rutte heeft ook de piano betingeld.
Vaag herinner ik mij het bestaan van een vriendschap tussen Beatrix en Rostropovitsj. Een miniconcert met Wispelwey na de thee. Of anders Minnaar. Of misschien zelfs beiden? Nee, dat wordt te duur.


Ik ben benieuwd naar uw reactie!


Muziek voor fijnproevers III

Kunst is geen sport

Volgens menig sportliefhebber is topsport een kunst en volgens menig musicus is optreden topsport. Parallellen liggen schijnbaar voor het oprapen want: een gezonde geest is er alleen in een gezond lichaam en sport is niet alleen atletisch maar ook esthetisch.
Hoe je het echter ook wendt of keert, sport zal  nooit kunst worden.  Om verschillende redenen. De meest saillante? Bij sport piek je op jonge leeftijd, in de kunsten kun je nog  triomferen als bejaarde. 

Voorbeelden zijn er te over: Tsjaikowski die vlak voor zijn dood nog uitpakt met zijn Zesde, Verdi die jan en alleman verrast met een komische Falstaff  als zwanenzang, de dove Beethoven en zijn tot abstractie verheven late strijkkwartetten en het complete arsenaal aan meesterwerken dat Janacek produceert op pensioengerechtigde leeftijd.
Karl Amadeus Hartmann, tijdgenoot van Britten en Sjostakowits, kan ook aan deze omvangrijke lijst worden toegevoegd.  Met zijn productie van acht symfonieën en een vocale symfonie als sluitstuk heeft ook hij zich net als Bruckner en Mahler als een waar symfonicus gespiegeld aan Beethoven.  

Je kunt hem de meester van het crescendo noemen.  Een crescendo dat zeven symfonieën lang  langzaam aan de kook wordt gebracht vanuit onheilspellende diepte. En dan dat laatste werk, gereed gekomen in het jaar van zijn overlijden 1966. Een Gesangs-Szene für Bariton und Orchester.  Hier horen we een nieuwe Hartmann,  een Hartmann op zijn best: kleurrijk, ongrijpbaar, indringend en gespeend van elke overdaad.  Volmaakt ook van structuur en vocaal niet alleen schatplichtig aan Bergs Wozzeck maar dit werk zelfs naar de kroon stekend.  

Echte kunst moet rijpen en wordt  daarom vaak pas laat geoogst. De spikes van de sporter hangen dan al lang aan de wilgen.


Ik ben benieuwd naar uw reactie!


Stapelen

Nog maar een paar maanden geleden verscheen de eerste Nederlandse vertaling van een zestal lezingen die Strawinksy in 1939 aan de Harvard University verzorgde. Naast de diskwalificatie van Wagner en alle bombast daaromheen vallen twee dingen op: Strawinsky’s afkeer van revolutie (modernisme) en zijn voorkeur voor ontwikkeling. Dat alles staat haaks op wat we zouden verwachten van de componist van de ‘Sacre du printemps’. Dat stuk dat bij zijn première in 1913 een ware rel veroorzaakte en bovendien model staat voor muziek die juist níet is doorgecomponeerd. Strawinsy, de man van de traditie?!!

Het lijkt een ware schuldbekentenis: Tsjaikovski, Bizet en Pergolesi. Dát zijn zijn voorbeelden. De partituren en de stijl van Tsjaikowski waren hem net zo vertrouwd als de partituren van Mozart dat waren voor Tsaikosvki.
En Mozart was op zijn beurt weer schatplichtig aan Bach die weer schatplichtig was aan Sweelinck, op diens beurt weer erflater van de Vlaamse polyfonisten. Stapelen, doorgeven, schouder op schouder staan. Daarmee ben je weliswaar niet 100 % origineel maar wel verstaanbaar en vanuit grote hoogte beschikkend over een ruim uitzicht.

Sedert de jaren 80 van de vorige eeuw is daar een kentering in gekomen. Het merendeel van de componisten dat daarna is opgeleid, doet het voor een groot gedeelte zonder deze historische kennis en begint opnieuw te stapelen. Helemaal van onderaf.


Ik ben benieuwd naar uw reactie!


Muziek voor fijnproevers (II)

Schoon metselwerk. Dat leverde menig barokcomponist met zijn sequensen:  herhaling van motieven op een andere toonhoogte. Vaak hadden deze sequensen tot doel  het stuk gaande te houden en de luisteraar op zijn gemak te stellen.  Een enkele keer ook diende deze stijlfiguur om van toonsoort te veranderen of om met nog meer impact van koers te veranderen.  De herhaling blijft aan ons kleven als een weldaad.

Tot ongenoegen van de componist zelf heeft de Bolero van Ravel aan deze weldaad  een groot deel van zijn bekendheid te danken.  Met het allegretto uit Beethovens Zevende Symfonie ligt het al niet veel anders. Hier manifesteert zich eveneens de aantrekkingskracht van het schoon metselwerk.
Met dichtteknepen ogen kun je ernaar staren. Eindeloos.  Een weldadige verdoving.

Ook de vorige maand overleden componist Simeon ten Holt wist  zich in de kijker te plaatsen met muziek voor half dichtgeknepen zintuigen.
Vier pianisten, twee akkoorden en een maatsoort:  de mix voor een  eindeloos akoestisch feest. Zou er van Ten Holt ook zoiets bestaan als een Daphne et Chloé, Miroirs of Chansons madécasses waar Ravel zich liever mee identificeerde?


Ik ben benieuwd naar uw reactie!


Sublieme doelloosheid

Recent verscheen bij uitgerij De Harmonie een verzameling cartoons van Stefan Verweij met als titel: Beschaving zoekt sponsor.  Kunst behoort tot de voorhoede van de beschaving  en is onder zachte dwang van de overheid al jaren op zoek naar sponsors.  Maar sponsors, zijn die op zoek naar kunst?

Voor de politiek is dat geen vraag meer maar een gegeven.  Het verenigen van kunst en sponsoring is zelfs tot studeerbare wetenschap verheven. Zo bestaan er nu ook kunsteconomen die begrippen als cultureel ondernemerschap en crowdfunding tot basisvaardigheid van de kunstenaar hebben ‘verheven’.

Koren op de molen van de politiek die wel geld vindt voor megalomane bouwprojecten maar dit onttrekt aan het budget om diezelfde gebouwen inhoud te geven.  Dertig banen weg bij het Stedelijk Museum in ruil voor vooral een spraakmakende roltrap. En heel Nederland in de rij voor de titel van Culturele Hoofdstad 2018.  Museumcollecties, symfonie-orkesten, Opera-Zuid, de Reisopera en wat al niet meer zijn intussen overgeleverd aan de goden. Voor de sponsors rest slechts een sympathieke bijrol en daar mogen we ons niet over verbazen.
Kunst zoekt risico en geen zekerheid. Kunst is voor alles een uiting van sublieme doelloosheid zoals het leven zelf dat ook is. Kunst kent dan ook per definitie geen doel en ook geen doelgroep. Zou Rutte dat werkelijk niet weten?


Ik ben benieuwd naar uw reactie!


Muziek voor fijnproevers (1)

Operaliefhebber word je niet zomaar. Zeker niet als je huivert van bel canto en  denkt dat daarmee alles gezegd en gezongen is. 

Pas als recensent werd ik in het operagenre eind jaren tachtig ondergedompeld.  De kennismaking ermee was mij meer waard dan de tientjes aan gage die er voor elke kritiek op mijn rekening werden bijgeschreven. En nog steeds kan ik er maar geen genoeg van krijgen: Strauss’  Salome ,  Brittens Turn of the screw, Mozarts Figaro,  Verdi’s Otello of Bergs Wozzeck.

Wil ik de lijn van meesterwerken doortrekken in de tijd , dan moet ik na Berg wat dieper graven.  Ligeti’s Grand Macabre misschien? Zimmermans onvolprezen Die Soldaten? Voor mij zeker niet.  Vanwege diverse bezwaren met als belangrijkste: het voortdurend gebruik van vocale lijnen vol extreme sprongen.  Sprongen die elke futiliteit in het libretto opblazen tot een crime passionnel.  En dan nog die genadeloos heftig uitpakkende orkestpartijen.  Het lijkt meer regel dan uitzondering.

Plots was er dat voorstel van mijn zoon Antal hem te vergezellen naar Aix-en-Provence. Voor een operapremière van de Britse componist George Benjamin. Een autoreis van 2500 km  voor Written on Skin.  Eigenlijk Benjamins eerste echte opera. 

‘Traag op gang’  noteer ik in de donkere schouwburg van Aix in mijn programmaboekje. Traag maar dwingend  richting climax, zo ondervind ik gaandeweg de voorstelling. Benjamin heeft grip op de materie en daarmee op de tijd. Prachtige, natuurlijk gevormde vocale lijnen, ondersteund door een geraffineerd uitgekiende orkestbegeleiding:  zijn antwoord op Zimmermann c.s..  Klankesthetiek voert de boventoon. Twee prachtige gamba-soli maken deel uit van Benjamins persoonsgebonden kleurenpalet.  Handelingen op het toneel voegen zich naar de muziek dank zij summiere choreografische ingrepen. 

Het lijdt geen twijfel:  De canon van de opera heeft hier een vervolg.  De première was in juli in Zuid-Frankrijk maar reprises zullen er genoeg komen. Te beginnen in Amsterdam tijdens de maand oktober bij De Nederlandse Opera.  Muziek voor fijnproevers.


Bent u naar Benjamin geweest? Wat vond u ervan?  Ik ben benieuwd naar uw reactie!